Even een potje… Woordenschat (groep 7)
OverzichtOefen je kennis van woorden met dit nieuwe woordenschatspel. Op tafel liggen verschillende begrippen. Kom je met je pion op een begrip waar jij de uitlegkaart van hebt, dan heb je een "woordenschat". Leg er een fiche van jouw kleur op. Nu maar hopen dat anderen met hun pion op jouw woordenschat komen. Wie verzamelt de meeste woordenschatten?
Maak van woordenschat trainen een gezellige bezigheid!
Kenmerken van het spel:
- dobbelspel voor 2 tot 4 spelers;
- eenvoudig te spelen;
- de thema's sluiten aan bij de Woordenschattrainer van groep 7. Het spel is bedoeld om de begrippen die in de Woordenschattrainer aan bod komen, verder in te slijpen;
- inhoud: 4 pionnen, 1 dobbelsteen, 2 thema's* (elk thema heeft 15-20 begripskaarten en 15-20 uitlegkaarten), 4 "hoekkaarten", 4 x 20 fiches.
Download evt. hier alvast de spelregels.
* Tijdens het bestelproces komt u het vakje 'Opmerkingen' tegen. U kunt hier 2 thema's naar keuze invullen.
Kies uit:
Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden (1);
Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden (2);
Eten en drinken;
Gezondheid en ziekte (1);
Gezondheid en ziekte (2);
Handel en werk (1);
Handel en werk (2);
Kleding;
Kunst;
Mensen (1);
Mensen (2);
Mensen (3);
Politie en recht;
Reizen;
Wonen.
Indien u geen thema's kiest, ontvangt u standaard de thema's Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden (1) en Eten en drinken.
Uw kind kan op deze pagina de woorden verder oefenen.
Wilt u alle thema's? Koop dan ook de uitbreiding voor groep 7.
Verder spelen/oefenen
De begrips- en omschrijvingskaarten die u ontvangt, kunnen ook gebruikt worden om diverse andere spellen mee te spelen, bijvoorbeeld:
- raadspel: stel maximaal 5 vragen aan de speler die een begripskaart van het thema gekozen heeft. Raad dan het begrip. Goed = kaart voor jou, fout = wisselen van beurt.
- in de klas: deel de kaartjes willekeurig uit. Laat leerlingen met een begripskaart een paar vormen met leerlingen met een omschrijvingskaart. Paar gevormd = zitten op de grond. Controleer klassikaal: kloppen alle paren?
- bingo (2 spelers): ieder krijgt 9 begripskaartjes. Telkens wordt 1 omschrijvingskaart van de stapel omgedraaid. Wie het bijbehorende begripskaartje heeft, draait deze om. Als je alles omgedraaid hebt, roep je BINGO! De tegenspeler controleert.